Taalbegrip en autisme: waar gaat Anil naartoe?

Anneke is een meisje van 9 jaar met een stoornis in het autistisch spectrum (ASS). Ze wordt bij mij aangemeld voor logopedisch onderzoek omdat ze zelf aangeeft dat ze veel woorden niet begrijpt. Daardoor heeft ze moeite om de uitleg in de klas en de teksten in het lesboek te volgen. Uit een woordenschattest komt echter naar voren dat haar woordenschat gemiddeld is. Wat is hier aan de  hand? 

Bij het taalonderzoek dat ik afneem scoort Anneke op bijna alle onderdelen gemiddeld. Er is wel iets opvallends te zien bij het begrijpen van verhaaltjes. Vragen over dingen die letterlijk in het verhaaltje staan, kan Anneke moeiteloos beantwoorden. Toch mist ze de clou,  omdat ze geen conclusies verbindt aan informatie die tussen de regels door wordt gegeven. Bijvoorbeeld bij deze paar regels:

“Anil staat op het dek van de veerboot. Hij is met zijn ouders op vakantie geweest naar Kogereiland. Zijn vader zegt: ‘Het was toch een leuke vakantie?’ Anil haalt zijn schouders op. Hij wil niet naar huis.” 1

Anneke kan prima mijn vraag beantwoorden waar Anil geweest is. Maar op de vraag waar hij nu naartoe gaat, weet ze het antwoord niet. Er staat immers niet letterlijk ‘Anil is onderweg naar huis’. De meeste mensen zullen die conclusie zelf trekken, op basis van de rest van de informatie. Heeft het te maken met een beperkte woordenschat dat Anneke dit niet doet? Dat denk ik niet. Ik snap wél dat Anneke de woordenschat als verklaring gebruikt. Ze kent de naam Anil niet, ze weet niet wat een dek is, ze heeft nog nooit gehoord van ‘Kogereiland’ en ook de figuurlijke betekenis van ‘schouders ophalen’ ontgaat haar misschien. Anneke denkt waarschijnlijk dat ze mijn vraag zou kunnen beantwoorden als ze deze woorden maar zou begrijpen. Maar stel dat het verhaal anders ging:

“Jan zit in de auto. Hij is met zijn ouders naar zijn opa en oma geweest. Zijn vader zegt: ‘Het was toch leuk bij opa en oma?’ Jan zegt niets. Hij wil niet naar huis.”

Bij dit verhaal zou Anneke alle woorden begrijpen. Ze zou antwoord kunnen geven op de vraag waar Jan geweest is. Maar ze zou nog steeds niet weten waar Jan nu naartoe gaat. Dat ligt niet aan haar woordenschat, maar aan het kunnen trekken van conclusies. Anneke zou iedere zin van dit verhaal begrijpen, maar ze legt geen verbanden tussen de zinnen. Het is logisch dat ze op deze manier ook veel informatie in de klas mist.

Bij kinderen met ASS verloopt de taalontwikkeling anders. Er zijn vaak problemen met sociale interacties en communicatie, en de informatieverwerking verloopt anders2,3. Wat vaak voorkomt bij ASS is het letterlijk begrijpen van taal en moeite met het verplaatsen in een ander. Deze problemen lijken een rol te spelen in het bovenstaande voorbeeld.

Wat heeft Anneke nodig?

Annekes probleem met taalbegrip is te verklaren vanuit de diagnose ASS, maar daarmee is haar probleem niet opgelost. De vraag is hoe ik haar kan ondersteunen. Zoals altijd kijk ik naar wat nodig is voor deze specifieke leerling4, en voor Anneke is dat het vergroten van achtergrondkennis en het aanleren van woordleerstrategieën.

Achtergrondkennis is heel belangrijk voor het begrijpen van taal. Kennis over het onderwerp maakt het mogelijk om zinnen met elkaar in verband te brengen en impliciete informatie af te leiden5. Anneke toont uit zichzelf weinig interesse in zaken die verder van haar leefwereld vandaan staan en haar kennis over de wereld is daardoor beperkt. Ik ga met haar de onderwerpen bespreken die ook in de klas aan bod komen. Daarvoor gebruiken we verschillende ingangen: teksten, video’s, tekeningen en mindmaps6. We leggen steeds een relatie met haar eigen leefwereld. Op deze manier vergroot Anneke haar achtergrondkennis en begrijpt ze de instructie in de klas beter. Daarnaast oefenen we met het vinden van de betekenis van onbekende woorden, bijvoorbeeld door de betekenis af te leiden uit de context. Ik geef de leerkracht het advies om te streven naar concreet en expliciet taalgebruik2, en alert te zijn op misverstanden of onbegrip. Bij instructie is het zinvol om vooraf aan te geven wat het doel is, zodat Anneke gericht kan luisteren6.

“Anil vindt Kogereiland het gaafste eiland dat er is. Zijn vader zegt: ‘Kom op Anil. Ik zeg altijd maar zo: Oost west, thuis best.’ Daar kan Anil zo slecht tegen; dat zijn vader hem nooit begrijpt.”1

Anneke en ik bespreken hoe het voelt om weg te gaan als het ergens leuk is, en wat je kunt doen als je niet begrepen wordt. Ik teken een veerboot en schrijf het woord dek erbij. Het gezegde ‘oost west, thuis best’ leg ik uit en we bedenken situaties waarin dit voor ons zo voelde. Anneke begrijpt nu dat Anil onderweg is naar huis.

Om herkenbaarheid te voorkomen zijn namen en details aangepast.

Dit bericht is eerder geplaatst op LinkedIn, 27-10-20

Bronnen:

1.          Van der Veen I. Eind goed, al goed? In: Overal Tekst! Begrijpend En Studerend Lezen: Brugboek 6. Utrecht/Zutphen: ThiemeMeulenhoff; 2009:38.

2.          Langberg M, Jansma S, Fortgens C, Van der Schie V. Passende Perspectieven Taal: Profielschetsen. Enschede, Nederland: SLO; 2012.

3.          Eigsti IM, De Marchena AB, Schuh JM, Kelley E. Language acquisition in autism spectrum disorders: A developmental review. Res Autism Spectr Disord. 2011;5(2):681-691. doi:10.1016/j.rasd.2010.09.001

4.          Kwok EYL, Brown HM, Smyth RE, Oram Cardy J. Meta-analysis of receptive and expressive language skills in autism spectrum disorder. Res Autism Spectr Disord. 2015;9:202-222. doi:10.1016/j.rasd.2014.10.008

5.          Houtveen AAM, Van Steensel RCM, De la Rie S. De Vele Kanten van Leesbegrip.; 2019.

6.          SLO. Maatwerkaanpassingen. https://slo.nl/thema/meer/passende/po/taal/. Published 2014. Accessed June 29, 2020.